‘Het Indische licht’ is een schitterend boek over de kampportretten van Bep Rietveld
Bep Rietveld, dochter van, schilderde haar hele leven. Twee boeken vestigen nu eens de aandacht op háár bijzondere werk. Vooral de verzameling portretten in Het Indische licht van Erika Prins is indrukwekkend.
de Volkskrant, Aleid Truijens 19 april 2024
Rond grote kunstenaars leefden vaak vrouwen – echtgenotes, minnaressen, dochters – die zelf ook kunst maakten, maar die door de kunstgeschiedenis werden uitgewist. Ze belandden in de vakjes ‘muze’, ‘rechterhand’ of ‘steunpilaar’. Soms zet de veranderende tijdgeest dat weer recht. Het krachtige werk van Charley Toorop wordt nu terecht meer bewonderd dan de zoetigheden van haar vader Jan.
Ook kan zo’n ‘bijfiguur’ ineens iemands nieuwsgierigheid wekken. Dat gebeurde met twee vrouwen die een grote rol speelden in het leven van ontwerper en architect Gerrit Rietveld: zijn minnares Truus Schröder, die interieurs ontwierp, en zijn oudste dochter Bep Rietveld. Over Schröder, voor wie Gerrit Rietveld zijn beroemde huis ontwierp, schreef Jessica van Geel een biografie. Elisabeth (Bep) Rietveld (1913-1999) schilderde haar hele leven, vooral portretten. Helemaal genegeerd werd zij niet: in 1988 was er een overzichtstentoonstelling over haar werk, in 2020 eveneens, maar ze bleef in de schaduw van haar vader.
Over de auteur
Aleid Truijens is schrijver en journalist en schrijft voor de Volkskrant over literatuur, non-fictie en onderwijs.
Nu zijn er twee boeken over Bep Rietveld verschenen. Het Indische licht, door historica Erika Prins, is een verzameling geschreven portretten van medebewoners die Rietveld tekende in Japanse gevangenkampen in Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het andere is Waar kleur is, is leven van Tineke Hendriks.
De ondertitel – ‘roman over kunstenares Bep Rietveld’ – is een paradox. Bep Rietveld heeft bestaan en heeft bijzonder werk achtergelaten, maar een schrijfster heeft haar leven opnieuw verzonnen en haar gedachten, gevoelens en uitspraken toebedeeld. Het is een hybride genre, dat al gauw iets kitscherigs krijgt. Waarom fictionaliseren? Het Indische licht laat zien dat je de echte Bep Rietveld heel dicht kunt naderen, via haar werk en door de ogen van anderen.
Tekenen in het kamp
Bep vertrok in 1938 naar Nederlands-Indië, met haar zoontje Fons. Hij was geboren uit de relatie die ze had gehad met de minnaar van Charley Toorop. Bep had bij Toorop tekenles, maar dat hield toen wel op. De relatie met haar vader, die zijn gezin ‘half’ in de steek had gelaten voor Truus Schröder – formeel bleef hij getrouwd – was slecht. Hij stimuleerde niet dat zijn dochter haar talent benutte; na Mondriaan had de schilderkunst volgens hem afgedaan. Bep trouwde opnieuw, kreeg nog twee kinderen en belandde in 1944 met hen in een kamp.
Daar tekende ze of haar leven ervan afhing. Ze deed het stiekem, met gevonden krijtjes, op losse blaadjes of pakpapier, want tekenen was verboden. Volgens haar modellen, vaak kinderen, zong ze tijdens het schilderen. ‘Het was haar reddingsboei’, schrijft Erika Prins. ‘Ze tekende voor zichzelf, op verzoek, of als ruilmiddel om aan een beetje eten of iets anders te komen.’ Vaak waren de tekeningen van kinderen bestemd voor hun vaders, die in andere kampen zaten. Een verdrietige aanleiding was het naderende vertrek van jongens van 10 jaar en ouder: die moesten naar mannenkampen, om te werken. Bep schilderde hen, ook haar eigen zoon Fons, die op zijn 11de vertrok, een trieste, ernstige jongen. De moeders die hun zonen uitzwaaiden, werden door de bewakers bekogeld met stenen.
Na de oorlog gingen Bep en haar kinderen terug naar Nederland; haar huwelijk was stukgelopen, zoals dat van veel vrouwen in het kamp. Ze hertrouwde en kreeg nog drie kinderen. Ze schilderde, alle dagen, haar woonkamer was haar atelier. Veel van de kamptekeningen raakten zoek, maar bij het zien een tv-documentaire in 2018 ontdekten veel mensen dat het portret dat zij thuis hadden hangen, door Bep moest zijn gemaakt.
Harmonieuze gezichten
Het zijn schitterende portretten. Letterlijk bijna, ze lijken licht te geven. Het middelpunt van elke (krijt)tekening zijn stralende ogen, bruin of blauw, glanzend en transparant, met lange wimpers. De kinderen zijn aanraakbaar, met hun zachte huid en slecht geknipte coupes, Je kunt ze knuffelen, nog even en ze zeggen iets. Ze kijken doorgaans niet blij, maar de maakster heeft ze niets tragisch of lijdzaams meegegeven. Wel zijn het allemaal mooie, gave kinderen, met harmonieuze gezichten, alsof er geen lelijke kinderen rondliepen in de kampen. Misschien deed Bep dat ter compensatie: het lot was toch al wreed voor deze kleintjes. Aan de andere kant: kleine kinderen ervoeren hun kampleven als normaal, ze kenden niet anders.
Bijzonder zijn de portretten die Prins schreef. Uitgangspunt zijn de kinderen – en soms moeders – op een tekening. Op grond van archiefonderzoek, brieven, dagboeken en gesprekken reconstrueert Prins de familiegeschiedenissen. De portretten staan op zichzelf, maar haken ook in elkaar, caleidoscopisch, met Bep als verbindende schakel.
Laat besef
Zo krijg je een dwarsdoorsnede te zien van de Nederlands-Indische samenleving rond 1940 en daarvoor, althans het Nederlandse deel ervan, het piepkleine deel dat de inheemse bevolking overheerste, uitzoog, koeioneerde en misbruikte. Dat zich alle rijkdom die de natuur bood, thee, tabak, koffie, olie, goud en zilver, vanzelfsprekend toe-eigende. Het besef dat dat niet deugde, kwam voor velen pas ver na de oorlog en de koloniale tijd. Het was ook hún thuis, hun biotoop. Een paradijs, voordat de Japanse bezetter alles verpestte en Indonesiërs hun land opeisten.
De ouders van de geportretteerde kinderen zijn militairen, winkeliers, mijnbouwers, planters, pennenlikkers. Adellijke lieden, spitsburgers en avonturiers, die in Indië hun geluk kwamen beproeven. Sociale verschillen vielen vaak weg in het kamp, waar vrouwen in de eerste plaats hun kinderen beschermden en probeerden aan extra eten te komen. Ook sleepten ze elkaar door de ellende door muziek te maken, verhalen te vertellen en plezier te maken. Er werden vriendschappen voor het leven gesmeed. Na de oorlog, laat Prins zien, werd in veel gezinnen niet meer over de kamptijd gesproken. Het werd een taboe; het leven begon opnieuw. Maar de kindergezichten aan de wand vertelden het verhaal. Erika Prins: Het Indische licht – Nederlands-Indië en de kampportretten van Bep Rietveld. Ambo Anthos; 352 pagina’s; € 26,99.
Kampportretten van Bep Rietveld
Honderden portretten zou ze naar eigen zeggen hebben getekend. Bep Rietveld, de dochter van de bekende ontwerper Gerrit Rietveld, overleefde de Japanse gevangenkampen in Nederlands-Indië. In de kampen tekende en schilderde ze vele, vele portretten.
Historiek, Koos-Jan de Jager 16 mei 2024
In 2020 werd een groot aantal daarvan tentoongesteld in museum Flehite, vergezeld van een documentaire. In de maanden die volgden, doken veertig tot dan toe onbekende portretten op. Tekeningen die al decennialang in familiebezit waren, bleken portretten van Rietveld. In Het Indische licht gaat historica Erika Prins op zoek naar de verhalen achter de portretten. Verhalen van kinderen en vrouwen. Van families, uiteengerukt door de Tweede Wereldoorlog. Sommigen overleefden, anderen niet.
Bep Rietveld
Het boek opent met een uitgebreide biografische schets van het leven van Elisabeth Rietveld (1913-1999). Geboren als de dochter van een bekende kunstenaar, was ze vaak in de werkplaats van haar vader te vinden. Als kind begon Rietveld met tekenen om daar nooit meer mee op te houden.
Alhoewel haar vader niet veel waardering had voor de schilderkunst, koos Bep toch die route. In 1938 vertrok Rietveld samen met haar zoontje Fons naar Nederlands-Indië, nadat haar huwelijk op de klippen was gelopen en de relatie met haar vader al jarenlang verstoord was.
Naar Nederlands-Indië
In Indië hertrouwde ze al snel met Dennis Coolwijk, op 20 april 1938 om precies te zijn. In 1939 werd een dochter geboren, Vrouwke, van wie haar moeder uiteraard een tekening maakte en naar Nederland stuurde. Met Dennis leefde Bep een heerlijk kunstenaarsleven in een excentrieke wijk in Batavia. Ondanks de oorlogsdreiging, Nederland was al bezet, exposeerde Rietveld in 1941 met haar werk. Eerst in Batavia, daarna in een rondreis over Java. Haar werk werd goed ontvangen en lovend besproken in de koloniale pers. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog gaf echter een heel andere wending aan haar leven.
Schilderen in de kampen
Terwijl de Japanners begonnen met de internering van burgers, lukte het Rietveld om nog een tijd buiten het kamp te blijven. Wanneer ze precies in het kamp terechtkwam, is onbekend, vermoedelijk was het eind 1943. In de kampen ging Bep Rietveld gewoon door met schilderen en tekenen. ‘Ik ben altijd blijven tekenen,’ zegt ze er zelf over. Net zoals andere vrouwen het sociale leven zoveel mogelijk voortzetten, bleef Rietveld ook doorgaan met haar werk.
Op 1 april 1944 veranderde de situatie in de kampen drastisch, de burgerkampen stonden vanaf dat moment onder militair regime. Dat betekende een veel strenger regime, waarin veel minder was toegestaan. Toch bleef Bep onverstoorbaar doortekenen. Het was haar reddingsboei, ook al was het flink behelpen. Met alleen wat krijtjes en stukjes papier probeerde ze er het beste van te maken. In het kamp was bekend dat Bep portretteerde, soms tegen betaling.
Ogen
Veel vrouwen en kinderen wisten de weg naar de kunstenares te vinden. Vaak volstrekt onbekende burgers, maar soms ook bekendere, zoals Beb Vuyk, journalist en schrijfster van het Groot Indonesisch Kookboek. Wat onmiddellijk opvalt in de portretten van Rietveld, zijn de ogen. Het zelfportret op het omslag van Het Indische licht is er een fraai voorbeeld van. Het waren altijd de ogen, mond en het hoofdhaar die Rietveld het meest troffen in een gezicht, vertelde ze ooit in een interview.
Prins voert deze aandacht voor de ogen terug op de invloed die schilderes Charley Toorop heeft gehad op Bep Rietveld. Ook in haar portretten springen de ogen er enorm uit. In de kampportretten zijn vaak holle, lege ogen te zien. Ogen die indruk maken, die leed hebben gezien. Prins:
Kinderogen die dingen hadden gezien waar later niet meer over gesproken kon worden.
Snippers informatie
Liefdevol en zorgvuldig probeert Erika Prins de verhalen achter de portretten te reconstrueren. De diepgang van de veertig verhalen loopt echter sterk uiteen. Dat heeft alles te maken met het beschikbare bronnenmateriaal. Soms is de auteur gezegend met een egodocument uit een gevangenkamp, vaker is er vrijwel niets bekend van de kampervaringen van de geportretteerde. In sommige portretten ligt de nadruk daarom sterk op de periode voor de oorlog, zoals in het geval van de kinderen Van Kessel. De portretten van Carla, Wilty, Piet-Hein en Arnold staan centraal, maar het verhaal zelf gaat toch vooral over het werk van vader Hein Kessel voor de oorlog.
Levenslange vriendin
Anders is het in het geval van Margaretha Ferguson en haar dochter Marjan. Rietveld tekende hen eind april 1943, Bep zelf verbleef op dat moment nog buiten het gevangenkamp. Doordat Ferguson haar ervaringen opschreef in een (later uitgegeven) dagboek, kan Erika Prins haar verhaal veel meer diepgang geven. Uit het verhaal blijkt hoe zwaar de leefomstandigheden in de kampen waren en hoe moeilijk de situatie voor de vrouwen en hun kinderen was. Bep en Margaretha zouden hun leven lang vriendinnen blijven.
Een kostbaar familiestuk
Uit alle verhalen die Prins optekent, blijkt wel dat het Rietveld-portretten door de eigenaren als waardevolle objecten werden gezien. Tijdens de oorlog werden de kunstwerken zorgvuldig bewaard, verstopt als het moest. Na de oorlog zwierven sommige portretten de wereld rond, anderen raakten kwijt. Maar de meeste portretten werden gekoesterd als kostbare familiestukken, kregen een prominente plek in huizen en gezinnen. Het staat voor vele familieleden symbool voor de ellendige periode in de kampen. Peter László bijvoorbeeld, hij kreeg het portret van hemzelf na de dood van zijn ouders in bezit. Het hing een tijdje in de woonkamer, schrijft Prins, maar verhuisde naar de slaapkamer. De intens droevige blik van het jongetje was zijn vrouw teveel. Het is de verdienste van Erika Prins dat ze in dit boek de verhalen achter deze portretten aan de vergetelheid heeft ontrukt.
Erika Prins – Het Indische licht
Indisch Museum, mei 2024
Inleiding
Een staalkaart van de Nederlands-Indische samenleving aan de hand van unieke documenten: portretten uit de interneringskampen.
Deze portretten zijn van de hand van Elisabeth (Bep) Rietveld (1913-1999), kunstschilder, dochter van Gerrit Rietveld, en leerling van Charley Toorop. Na een stukgelopen huwelijk vertrok zij in 1938 naar Batavia om een nieuw leven te beginnen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef Bep met haar kinderen in verschillende Japanse interneringskampen. Onder moeilijke omstandigheden maakte ze tientallen portretten van haar medegeïnterneerden, voor het overgrote deel van jonge kinderen. Het tekenen hield haar overeind.
Op basis van archiefonderzoek, egodocumenten en interviews tekent historica Erika Prins de verhalen achter al deze portretten op. Hoe waren deze families in Nederlands-Indië terechtgekomen? Hoe verdienden ze de kost? Hoe verging het hun tijdens de oorlog, en daarna? Prins plaatst deze verschillende levensgeschiedenissen, inclusief die van Rietveld zelf, in hun historische context. Het resultaat is een caleidoscopisch verhaal over een unieke periode in de koloniale geschiedenis.
In Het Indische licht (Uitgeverij AmboAnthos) laat Erika Prins aan de hand van portretten uit Japanse interneringskampen een dwarsdoorsnede zien van de koloniale samenleving in Nederlands-Indië.
Deze portretten zijn van de hand van Elisabeth (Bep) Rietveld (1913-1999), kunstschilder, dochter van Gerrit Rietveld en leerling van Charley Toorop. Na een stukgelopen huwelijk vertrok zij in 1938 met haar zoon Fons naar Batavia om een nieuw leven te beginnen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef Bep met haar kinderen in verschillende kampen. Onder moeilijke omstandigheden maakte ze tientallen portretten van haar medegeïnterneerden, voor het overgrote deel van jonge kinderen. Het tekenen hield haar overeind.
Op basis van archiefonderzoek, egodocumenten en interviews tekent historica Erika Prins de verhalen achter al deze portretten op. Hoe waren deze families in Nederlands-Indië terechtgekomen? Hoe verdienden ze de kost? Hoe verging het hun tijdens de oorlog en daarna? Erika Prins plaatst deze verschillende levensgeschiedenissen, inclusief die van Bep Rietveld zelf, in hun historische context. Het resultaat is een kaleidoscopisch verhaal over een unieke periode in de koloniale geschiedenis.
Pianostemmers, KNIL soldaten,bestuursambtenaren, mijnopzichters, planters, pakketvaarders – in de kampen kruisten hun levenspaden elkaar.
Het boek dat 350 bladzijden telt, bevat een inleiding, 52 afbeeldingen van portretten, een epiloog, een dankwoord, noten en een bibliografie. De portretten zijn door Bep Rietveld getekend tijdens haar verblijf in Nederlands-Indië van 1938 tot 1946. De schrijfster van het boek, Erika Prins, beschrijft bij elk portret de achtergrond, familiegeschiedenis en wederwaardigheden in de kolonie: de roerige tijden in Nederlands-Indië van vóór en tijdens de oorlog.
Erika Prins: Het boek bevat portretten van kinderen en vrouwen die Bep portretteerde in Nederlands-Indië kort vóór en tijdens haar gedwongen verblijf in de Japanse burgerkampen.
De portretten waren voor de bezitters een kostbare schat; vaak werden ze opgerold bewaard en verstopt. Niet alles is echter bewaard gebleven vanwege de ongunstige oorlogs- en klimaatomstandigheden. Bovendien was het papier dat ze in de kampen voorhanden had vaak van slechte kwaliteit. Ze maakte portretten op zo’n beetje alles wat ze maar kon vinden. Daarbij was ook het tekenen door de Japanners verboden.
Om een indruk te geven zijn in deze tekst een aantal portretten opgenomen.
Over het leven van Bep Rietveld wordt geschreven dat ze van kleins af aan schildert en tekent: stillevens en portretten. Zij is de dochter van de beroemde architect (en ontwerper) Gerrit Rietveld en leerlinge van de eveneens bekende Charley Toorop die grote invloed heeft gehad op de stijl van Bep Rietveld. Hiervan getuigen de priemende ogen in haar portretten. De anatomie van het lichaam interesseerde haar minder. Voor Bep Rietveld was observeren hoofdzaak; “kijken, zien, alleen maar zien” vertelde ze later. In haar portretten focust ze op mond, ogen en hoofdhaar.
In Nederland trouwt Bep Rieteveld met de eerdere minnaar van Charlie Toorop: Guus Seijler. In 1932 wordt hun zoon Fons geboren. Maar al een jaar later loopt hun huwelijk op de klippen.
Hoe Bep Rietveld precies naar Nederlands-Indië kwam is niet duidelijk. Wel dat ze in 1938 in Batavia aankomt met haar zoon Fons en in datzelfde jaar trouwt met haar tweede man, de musicus Dennis Coolwijk. In 1939 wordt uit dit huwelijk hun dochter Vrouwke geboren en in 1941 hun dochterje Elsie. In maart 1941 houdt Bep Rietveld (toen nog zwanger van Elsie) met zes andere vrouwen een tentoonstelling in de Kunstkring van Batavia, waarna de tentoonstelling reizend andere steden aandoet. Aan de kinderen van het culturele establishment gaf Bep Rietveld tekenles.
In Januari 1942 vallen de Japanners Celebes, Borneo, Sumatra, Singapore, Malakka en Bali binnen. Begin maart 1942 capituleert Nederland: topambtenaren, managers van het bedrijfsleven en militairen worden direct geïnterneerd. In de zomer van 1942 begint de internering van vrouwen en kinderen. In eerste instantie duikt Bep Rietveld onder, maar dat lukt haar tot eind mei 1943. Ze wordt in de loop van de volgende 20 maanden naar verschillende kampen gestuurd. In de kampen is het leven zwaar en dat werd erger toen de kampen in april 1944 onder militair regime werden geplaatst. Jongens van 10 jaar en ouder moesten uit de vrouwenkampen vertrekken, zo ook Fons. Bep Rietveld maakt de dag vóór zijn vertrek nog een portret van hem.
In augustus 1945 capituleert Japan en roepen Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid uit. OP dat moment voelden de Indonesische paramilitaire organisaties en bendes zich vrij om (soms) extreem geweld in te zetten tegen (Indische) Nederlanders en andere niet-inlanders zoals de Chinezen en andere Europeanen, maar ook tegen van ‘collaboratie’ met het Nederlandse gezag verdachte inlanders, zoals Molukkers (Bersiap periode).
De geïnterneerden moesten na de capitulatie voor hun veiligheid nog enige maanden in de kampen verblijven. Ironisch genoeg nu onder bewaking van Japanners, daar de geallieerden deze functie niet overal direct konden overnemen. Ook in deze moeilijke periode maakte Bep Rietveld nog portretten van de kampbewoners.
Dan volgen de zogenaamde ‘politionele acties’ maar in december 1949 erkent Nederland uiteindelijk de onafhankelijkheid van Indonesië. Maar al in februari 1946 verlaat Bep Rietveld, inmiddels herenigd met Fons, met haar kinderen Batavia. Het huwelijk met Dennis Coolwijk hield geen stand.
In Nederland krijgt Bep Rietveld met haar drie kinderen voor korte tijd onderdak bij haar ouders, die het echter niet aankonden om voor hen allen te zorgen. Al spoedig moest ze de kinderen her en der onderbrengen bij familie en vrienden. Zelf had ze een zwervend bestaan totdat ze in de loop van 1948 een huis kon huren en dit met de kinderen kon betrekken. In haar werken komen die nare ervaringen uit de kampperiode niet terug; ze heeft ze ‘verdrongen’ zegt ze. Ze gaat door met tekenen. Misschien moest ze in Nederland opnieuw wennen aan het licht dat zo anders is dan het Indische licht.
In 1948 trouwt Bep Rietveld voor de derde keer, nu met Derk Eskes. Ze krijgen drie dochters: Martine, Eva en Elisabeth.
Erika Prins
Het Indische licht
Ambo/Anthos Amsterdam 2024
ISBN 978 90 263 6285 9
Het verzamelde werk van Bep Rietveld is te zien op de website
https://bep-rietveld.nl/